Opvoedkundige tik
Belletje-trekken is van alle tijden. Wellicht dat u dat vroeger zelf ook wel eens hebt gedaan. Hoewel het voor het slachtoffer lang niet altijd leuk is, kan het in de meeste gevallen niet veel kwaad.
Een cliënt van mij kwam er enkele jaren geleden achter dat er ook minder onschuldige vormen van belletje-trekken zijn. Zijn “daders” gingen namelijk veel provocerender te werk dan u vroeger ongetwijfeld deed. Zo renden zij bijvoorbeeld niet weg, iets dat in mijn ogen juist essentieel was bij belletje trekken. In tegendeel, deze jongetjes bleven rustig staan en één van hen “moonde” zelfs op zijn gemak; dat wil zeggen dat hij zich met ontblote billen naar cliënt toekeerde. Ondertussen riep dat jongetje cliënt ook nog beledigende teksten toe, in de trant van “steek hem er maar in!”.
U zult ongetwijfeld begrijpen dat cliënt dit gedrag ongepast vond. Desondanks negeerde hij het aanvankelijk. Toen de jongetjes hun gedrag bleven herhalen en cliënt bovendien merkte dat zijn zoontje het ook zag, besloot hij de “daders” duidelijk te maken dat het gedrag in zijn ogen niet door de beugel kon. Om die reden is hij op enig moment achter ze aangelopen. Toen het “moonende” jongetje viel, heeft cliënt hem enkele opvoedkundige tikken met de vlakke hand gegeven. Bij het opstaan heeft hij het jongetje tevens, met zijn voet, een tik tegen de billen gegeven.
Als u van mening bent dat deze actie van cliënt absoluut niet door de beugel kan, vindt u hem zelf direct aan uw zijde. Hij is de laatste die iets anders zal beweren. Hoewel het gedrag van de jongens volstrekt onacceptabel was, vindt cliënt dat zijn reactie ook onaanvaardbaar was. Het transactievoorstel van het Openbaar Ministerie – een boete van bijna vierhonderd euro – heeft cliënt dan ook direct geaccepteerd. Cliënt beschouwde dit als (een vorm van) boetedoening.
Ruim vier jaar na het ongeval ontving cliënt plotseling een brief van een advocaat, die namens het “moonende” jongetje optrad. Volgens de advocaat had het jongetje ernstig letsel opgelopen door de reactie van cliënt. Door dit letsel zou het jongetje veel beroepen niet meer kunnen vervullen, waardoor hij in de toekomst inkomensschade zou lijden. Dit kon snel om grote bedragen gaan. Cliënt werd daarvoor aansprakelijk gesteld.
Nadat cliënt de aansprakelijkheid had afgewezen, startte het “moonende” jongetje een procedure. In die procedure hebben we de rechtbank uitgelegd dat het gedrag van cliënt inderdaad ongepast was, maar dat uit niets bleek dat het door het jongetje gestelde letsel daadwerkelijk door cliënt veroorzaakt was. Uit het medisch dossier van het jongetje bleek dat het meer aannemelijk was dat dit letsel door andere gebeurtenissen veroorzaakt was. De rechtbank deelde onze mening volledig en wees de vorderingen om die reden af.
Nadat het jongetje hoger beroep had ingesteld tegen dat vonnis, werd het cliënt en mij snel duidelijk dat er niet meer bewijs boven tafel zou komen dan de rechtbank had gezien. Hoewel wij de uitkomst van het hoger beroep dan ook met vertrouwen tegemoet zagen, heeft cliënt uit coulance toch een schikking met (de moeder van) het jongetje getroffen. Op die manier kon cliënt zich weer volledig op de toekomst richten en bespaarde hij zich bovendien de kosten van het hoger beroep.