Schending exclusiviteitsbeding
Een van onze zakelijke cliënten is een bedrijf dat zich onder meer bezig houdt met de begeleiding en uitvoering van subsidieaanvragen voor onder meer ICT-organisaties. Deze cliënt krijgt een conflict met één van haar klanten omtrent de exclusiviteit en het overeengekomen honorarium van de dienstverleningsovereenkomst.
Cliënt vraagt voor de betreffende debiteur subsidies aan op basis van no cure no pay. Met de debiteur is onder meer overeengekomen dat cliënt gedurende 24 volle kalendermaanden activiteiten voor een subsidieaanvraag in kaart brengt, de aanvraag opstelt en de organisatie begeleidt bij de administratieve afhandeling totdat de subsidie die is aangevraagd definitief is verstrekt en volledig door de debiteur is ontvangen. Bovendien is overeengekomen dat de debiteur gedurende de looptijd van de overeenkomst exclusief gebruik dient te maken van de diensten van cliënt voor wat betreft subsidieaanvragen. Daarnaast is vastgelegd dat alle subsidie die de debiteur ontvangt gedurende de looptijd van het contract onder de overeenkomst vallen. Wezenlijk is dat cliënt voor het verrichten van de werkzaamheden met de debiteur, een resultaatsafhankelijk (no cure, no pay) honorarium overeen is gekomen, namelijk een bepaald percentage van de door de debiteur daadwerkelijk en definitief genoten subsidie.
In overleg met cliënt besluit ik in eerste instantie om met de debiteur te gaan corresponderen, de benodigde stukken op te vragen en buitengerechtelijk tot een oplossing te komen. Debiteur weigert wederom elke medewerking. Vervolgens dagvaarden we debiteur wegens schending van de exclusiviteitsbepaling. We vorderen namens cliënt het overeengekomen honorarium van de door debiteur ontvangen subsidie en nakoming van de overeengekomen exclusiviteit gedurende de looptijd van de overeenkomst.
Tijdens de procedure stelt de debiteur dat cliënt geen recht heeft op een resultaatsafhankelijk honorarium omdat die niet door cliënt zelf zou zijn aangevraagd. Voorts ontkent de debiteur dat er een exclusiviteit is overeengekomen betreffende de aanvragen van subsidies voor de debiteur.
De Rechtbank verwerpt deze verweren van debiteur en stelt ons volledig in het gelijk. Volgens de Rechtbank heeft de debiteur de overeengekomen exclusiviteit geschonden en maakt cliënt terecht in rechte aanspraak op de betaling door debiteur van het overeengekomen percentage van alle ontvangen subsidie gedurende de looptijd van de overeenkomst.
Nadat het vonnis aan de debiteur is betekend gaat de debiteur alsnog meteen over tot de betaling van het achterstallige honorarium, de wettelijke rente en alle proceskosten, waaronder de kosten die de deurwaarder heeft gemaakt.