Executie van een vonnis dat nooit gewezen had mogen worden
Een Nederlandse onderneming die ik bijstond had diensten geleverd aan een Duitser. De factuur die in verband daarmee aan de Duitser was toegezonden, werd onbetaald gelaten.
Aangezien dit in de algemene voorwaarden overeengekomen was en omdat de diensten vanuit Nederland waren verricht, kon de Duitser op grond van Europese regelgeving in Nederland voor de rechter worden gedaagd. Zo gezegd, zo gedaan.
Omdat het meestal lange tijd duurt voordat een dagvaarding in het buitenland aan de gedaagde wordt uitgereikt (zelfs in Duitsland kan dat al meerdere maanden in beslag nemen), was besloten om een termijn van meerdere maanden in acht te nemen tussen het moment dat de dagvaarding voor betekening naar de Duitse instanties werd verzonden en de geplande eerste (rol)zitting.
Ondanks deze voorzorgsmaatregelen werd de dagvaarding uiteindelijk toch pas een week na de eerste (rol)zitting aan de Duitser uitgereikt. Omdat ik nog geen beschikking had over het bewijs van uitreiking, had ik de Nederlandse rechter voorafgaand aan de eerste (rol)zitting gevraagd om de kwestie aan te houden. Dit verzoek werd echter door de Nederlandse rechter afgewezen en hij wees de vorderingen op de eerstdienende (rol)zitting) bij vonnis toe, zonder het bewijs van uitreiking van de dagvaarding (die nog niet had plaatsgevonden).
Omdat het vonnis in Duitsland ten uitvoer gelegd moest worden, is de Nederlandse rechter gevraagd daaraan medewerking te verlenen. Met het oog daarop is door de Nederlandse rechter een daarvoor bedoeld document afgegeven.
Met behulp van dit document werd in Duitsland in een gerechtelijke procedure verlof gevraagd om het vonnis in Duitsland ten uitvoer te mogen leggen. Dit verlof werd door de Duitse rechter verleend waarna de Duitse instanties tot executie overeenkomstig het Nederlands vonnis konden overgaan.
Nadat met de executie van het vonnis was begonnen, maakte de Duitser daar bezwaar tegen bij de Duitse Rechtbank. Hij was van oordeel dat een vonnis geen rechtskracht kan hebben wanneer het is uitgesproken voordat de dagvaarding aan de gedaagde is betekend.
Gevoelsmatig was ik het volledig met hem eens. Het gaat ook tegen mijn (rechts)gevoel in dat je door een rechter kunt worden veroordeeld voordat je over de procedure bent geïnformeerd en daarvoor bent opgeroepen.
In de Europese Unie is echter overeengekomen dat een vonnis onder omstandigheden ook geëxecuteerd kan worden als de dagvaarding pas na de eerste (rol)zitting aan de gedaagde is uitgebracht. Dit is onder meer mogelijk als de gedaagde nog een rechtsmiddel tegen het betreffende vonnis kan instellen in de lidstaat waar de procedure waarop de dagvaarding betrekking heeft, plaats vindt.
Dat was in dit geval mogelijk. Omdat de Duitser niet in de Nederlandse procedure was verschenen, was hem verstek verleend. Om die reden kon hij tegen het vonnis in verzet komen. De termijn om verzet in te stellen, vangt aan op de dag dat de veroordeelde enige daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit dat hij met het vonnis bekend is. Nu de Duitser in Duitsland woonachtig was, was de termijn om verzet in te kunnen stellen acht weken. Verzet moet worden ingesteld bij de Rechtbank die het (Nederlandse) vonnis gewezen heeft.
Omdat de Duitser (alleen) in Duitsland “bezwaar maakte” tegen de executie van het vonnis, en geen verzet instelde, hoewel hij daar zelfs nog op was gewezen in de door hem opgestarte “Duitse procedure”, verstreek de verzetstermijn, waardoor het Nederlands vonnis onherroepelijk werd. Omdat er echter wel een mogelijkheid was geweest om een rechtsmiddel in te stellen tegen het Nederlandse vonnis, ook al was die mogelijkheid inmiddels verstreken, kon de Duitse rechter niet anders dan het “bezwaar” van de Duitser tegen executie afwijzen.
Hiermee kon een vonnis geëxecuteerd worden dat ook naar mijn mening niet gewezen had mogen worden. Ik vind dat de Nederlandse rechter geen uitspraak had mogen doen zolang er geen bewijs van uitreiking was (zoals ik ook vooraf aan de rechter had doorgegeven). Ik merk echter wel op dat de Duitser nooit gegronde redenen heeft aangevoerd om de factuur onbetaald te laten. Ik ben er dan ook van overtuigd dat de vordering ook zou zijn toegewezen als de (Nederlandse) procedure correct was verlopen.
Deze zaak geeft maar weer eens aan hoe belangrijk het is om direct te reageren als je een dagvaarding ontvangt, zeker als het een “buitenlandse” dagvaarding betreft. De Nederlandse regel dat je de dagvaarding acht dagen voor de eerstdienende (rol)zitting moet ontvangen, gaat lang niet altijd op, zoals de praktijk aangeeft.
Tevens blijkt uit deze zaak dat je extra zorgvuldig moet zijn bij het instellen van rechtsmiddelen en het bepalen van de rechtbank waarbij dat moet. Het niet, of niet bij de juiste rechtbank, instellen van een rechtsmiddel kan ertoe leiden dat een ten onrechte gewezen vonnis toch onherroepelijk wordt. In dat geval kun je verplicht worden om iets te doen (bijvoorbeeld het betalen van een bedrag), terwijl dat onrechtvaardig aanvoelt, zowel voor eiser als gedaagde.