Onderzoek CBR lachgas

Bij bepaalde gedragingen in het verkeer kan de politie melding aan het CBR doen. Het CBR zal dan kijken of zij een maatregel kan nemen. Eén van die maatregelen van het CBR is een onderzoek naar de rijgeschiktheid. Door het toegenomen gebruik van lachgas in het verkeer ziet men dat het CBR hiervoor tegenwoordig ook een onderzoek oplegt.

Algemeen wordt aangenomen dat het gebruik van lachgas een negatief effect op de rijvaardigheid heeft. Hieraan doet niet af dat het effect van korte duur is. Het gebruik van lachgas leidt tot een verdoofd gevoel. Een bestuurder is dan minder oplettend en reageert minder snel.

Het tegelijkertijd gebruiken van lachgas en het besturen van een voertuig gaat niet samen. Het onder invloed van lachgas rijden levert een gevaar voor de verkeersveiligheid op. Vervolgens is de vraag of het CBR de bevoegdheid heeft een onderzoek naar het gebruik van lachgas op te leggen.

In de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid zijn de meeste bevoegdheden van het CBR opgenomen om maatregelen te nemen. In deze regeling is niet specifiek opgenomen dat het CBR een onderzoek na het gebruik van lachgas mag opleggen.

In artikel 23 lid 1 sub f van de regeling is wel opgenomen dat het CBR een onderzoek mag opleggen wanneer er proces-verbaal is opgemaakt wegens verdenking van overtreding van artikel 8 lid 1 WVW 1994. Artikel 8 lid 1 WVW 1994 ziet op het rijden onder invloed van een stof waarvan de bestuurder weet of redelijkerwijs moet weten dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kan verminderen dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.

Teneinde een onderzoek te mogen opleggen, moet er derhalve proces-verbaal zijn opgemaakt voor artikel 8 lid 1 WVW 1994. In het proces-verbaal moeten bovendien aanvullende gegevens zijn opgenomen over het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag danwel andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van het rijden onder invloed van drogerende stoffen.

De volgende vraag is of lachgas kan worden aangemerkt als een psychoactief middel in de zin van paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid. Deze paragraaf geeft geen beschrijving wat onder psychoactief middel moet worden verstaan.

In een uitspraak van 13 februari 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat aannemelijk is dat lachgas een psychoactief middel is dat onder de reikwijdte van paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid valt. Zie ECLI:NL:RBMNE:2019:673.

De rechtbank Midden-Nederland is derhalve van oordeel dat het CBR na het rijden onder invloed van lachgas een onderzoek naar de geschiktheid mag opleggen. Zie in dit verband ook rechtbank Midden-Nederland 30 mei 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2758. Ten tijde van het schrijven van dit artikel zijn er op dit gebied nog geen uitspraken bekend van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voor de rechtspraktijk is een aantal vragen relevant. Is het wel aannemelijk dat de bestuurder onder invloed van lachgas een voertuig heeft bestuurd? Het gebruik van lachgas is namelijk niet strafbaar. Op die grond alleen mag het CBR nog geen onderzoek opleggen.

Heeft de politie wel een proces-verbaal voor artikel 8 lid 1 WVW 1994 opgemaakt? Heeft de politie wel aanvullende gegevens opgenomen over het gedrag of de uiterlijke kenmerken van de betrokkene, diens rijgedrag danwel andere omstandigheden, welke leiden tot het vermoeden van het rijden onder invloed van lachgas?

Uit het bovenstaande blijkt dat het CBR niet altijd een onderzoek mag opleggen na het gebruik van lachgas. Wilt u weten of er bij u terecht een onderzoek is opgelegd? U mag altijd eens vrijblijvend telefonisch contact met ons opnemen.