Ontucht door hulpverleners

"Wij zijn een gezondheidsinstelling. Bij ons zijn op tal van terreinen medewerkers in dienst, zoals artsen, verplegers, secretaresses en ondersteunende medewerkers. Binnen onze instelling hebben wij regels opgesteld hoe met ongewenste intimiteiten om te gaan. Ook hebben we een protocol die het medewerkers verbiedt een seksuele relatie met een patient aan te gaan. Wij weten dat onze ethische gedragsregels zich al tegen dergelijke relaties verzetten. Maar we zouden ook graag willen weten wat de juridische basis van dergelijke verboden zijn, welke gevolgen we kunnen verbinden aan de constatering ervan en waar de juridische grenzen liggen."

Uw instelling voelt haarfijn het onethische karakter aan van het aanknopen van een seksuele relatie met een patiënt. Wat niet iedereen exact weet is dat de wetgever dergelijk gedrag in 1886 als misdrijf strafbaar heeft gesteld. Het eerste lid van art. 249 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt namelijk: "Hij die ontucht pleegt met zijn minderjarig kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil, een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige of zijn minderjarige bediende of ondergeschikte, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie." In de loop van de tijd is hieraan ter verduidelijking toegevoegd dat met dezelfde straf wordt gestraft de ambtenaar die ontucht pleegt "met een persoon aan zijn gezag onderworpen of aan zijn waakzaamheid toevertrouwd of aanbevolen", en de bestuurder, de arts, de onderwijzer, de beambte, de opzichter of bediende "in een gevangenis, rijksinrichting voor kinderbescherming, weeshuis, ziekenhuis, of instelling van weldadigheid, die ontucht pleegt met een persoon daarin opgenomen". Hieraan is in 1991 ten slotte toegevoegd dat met dezelfde straf wordt gestraft "degene die, werkzaam in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht pleegt met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd".

Ontucht

De wetgever heeft bewust voor het woord "ontucht" gekozen in plaats van het begrip "seksuele handelingen" aangezien dat een meer geladen betekenis heeft. Waar het volgens de wetgever om gaat zijn handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. De wetgever heeft er een absoluut verbod van ontucht tussen hulpverlener en patiënt of cliënt mee willen formuleren. Het is volgens de wetgever echter niet de bedoeling om deze strafbepaling ook van toepassing te achten op een hulpverlener die zijn vrouw of vriendin in behandeling heeft.

Afhankelijkheid

De Hoge Raad heeft die sociaal-ethische norm in een arrest van 1997 in een nauwkeurige definitie proberen vangen. De verdachte huisarts stelde aan de orde dat zijn patiënte zich niet tegen de seksuele handelingen zou hebben verzet, maar dat zij daaraan vrijwillig zou hebben meegedaan. Volgens de definitie van de Hoge Raad is echter slechts dan geen sprake van ontucht plegen wanneer het karakter van de hulpverlenersrelatie bij de seksuele handelingen geen enkele rol speelt, "in die zin dat bij de patiënt of cliënt sprake is van vrijwilligheid, en daarbij enige vorm van afhankelijkheid, zoals die in de regel bij een dergelijke functionele relatie in meerdere of mindere mate bestaat, niet van invloed is geweest". De afhankelijkheidsrelatie die normaal

gesproken de relatie tussen hulpverlener en patiënt of cliënt beheerst mag met andere woorden bij de seksuele handelingen geen enkele rol hebben gespeeld. Dat de patiënt of cliënte vrijwillig met de seksuele handelingen van de hulpverlener is meegegaan is dus niet voldoende. Kortom is van ontucht in de relatie tussen hulpverlener en patiënt of cliënt sprake zolang niet is voldaan aan de criteria dat de seksuele handelingen in volledige vrijwilligheid en volstrekte onafhankelijkheid hebben plaatsgevonden.

Tegenhouden

Over de mate van de vereiste vrijwilligheid en onafhankelijkheid laten rechters geen misverstanden bestaan. De gedragingen zijn niet slechts strafbaar als ze onder dwang hebben plaatsgevonden, want dan kan de straf nog zwaarder worden. Van volstrekte vrijwilligheid is evenmin gebleken als wordt aangevoerd dat de patiënte of cliënte geen verzet heeft geboden, want dan zou de bescherming tegen het vanuit de aard van zijn of haar beroep bestaande natuurlijke overwicht van de hulpverlener vrijwel illusoir worden. Ook de hulpverlener die nalaat zijn of haar patiënte of cliënte tegen te houden indien de seksuele handelingen op initiatief van de patiënt of cliënt plaatsvindt, kan zich blijkens een uitspraak van de Hoge Raad uit 2003 aan dit misdrijf schuldig maken.

Altijd aangifte

Veel hulpverlenersinstellingen zijn zo verstandig om het verrichten van seksuele handelingen door medewerkers met patiënten of cliënten via interne protocollen te verbieden. Strikt genomen is er echter geen man overboord indien een dergelijk protocol niet geïmplementeerd blijkt te zijn, aangezien het verbod ook een wettelijke basis heeft. Daarop kan altijd worden teruggevallen. Het gaat hier om een zogenoemde algemene in het rechtsbewustzijn levende norm. Verder heeft de wetgever hieraan nog enige bijzondere wettelijke faciliteiten toegevoegd waarvan de belangrijkste is dat de strafrechtelijke verjaringstermijn een aanvang neemt nadat de patiënt of cliënt de meerderjarige leeftijd heeft bereikt. Tussen hulpverlenersinstellingen en de politie zijn afspraken gemaakt dat bij het bekend worden van dergelijke seksuele handelingen altijd aangifte zal worden gedaan.

Verstrekkende gevolgen

De gevolgen van het begaan van het misdrijf kunnen verstrekkend zijn. Het kan een rechtsgeldig ontslag op staande voet opleveren. Er kan een tuchtrechtelijke veroordeling volgen. Zowel de tuchtrechter als de strafrechter kunnen als straf tevens opleggen dat de veroordeelde zijn beroep niet meer mag uitoefenen. Afhankelijk van de vraag of de cliënt of patiënt lichamelijke of geestelijke nadelen aan de seksuele handelingen heeft ondervonden kan de civiele rechter de hulpverlener voorts veroordelen tot het betalen van schadevergoeding. De werkgever kan de ontslagen hulpverlener aansprakelijk stellen voor de financiële gevolgen van het onverwijlde beëindiging van het dienstverband.

Het zal duidelijk zijn dat werkgevers alle belang hebben bij het voorkomen van seksuele handelingen tussen de hulpverleners die zij in dienst hebben en de patiënten en cliënten die zij willen helpen. De gevolgen van het aangaan van dergelijke seksuele betrekkingen voor de patiënt en cliënt wordt door de betrokken hulpverlener nog wel eens onderschat, evenals de consequenties die dat voor hem of haarzelf kan hebben indien de relatie naar buiten komt. Als werkgever bent u in ieder geval verantwoordelijk om een omgeving te creëren waarin dit soort gedragingen zoveel mogelijk wordt voorkomen. En waarin de patiënt of cliënt zich veilig en vrij voelt om ermee naar buiten te komen. Dat begint met heldere voorlichting en eenduidige sancties.