Terugbetaling bij niet geleverd appartement

Enkele jaren geleden verzocht een directeur van een buitenlandse firma mij om de belangen van zijn vennootschap te behartigen. Aanleiding daarvoor was dat een Nederlands bedrijf in gebreke bleef met de levering van een appartement.

Tijdens het gesprek begreep ik van cliënt dat hij niet alleen het appartement had gekocht, voor € 250.000,00, maar dat hij ook reeds een aanbetaling had gedaan van € 200.000,00.

Het Hongaarse bedrijf had dit bedrag aanbetaald toen de verhoudingen tussen partijen nog meer dan goed waren. Inmiddels waren de verhoudingen evenwel verslechterd, en spraken partijen niet of nauwelijks meer met elkaar. Dit werd (uiteraard) mede veroorzaakt doordat de aannemer het appartement niet aan (de onderneming van) cliënt leverde.

Omdat het Nederlandse bedrijf niet reageerde op mijn sommatiebrief, heb ik de koopovereenkomst namens cliënt ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van het aanbetaalde bedrag. In overleg met cliënt heb ik tevens beslag gelegd op alle onroerende goederen die het Nederlandse bedrijf bezat. Omdat de bestuurder van het Nederlandse bedrijf zich persoonlijk borg had gesteld voor nakoming van de verplichtingen door zijn bedrijf, is gelijktijdig ook beslag gelegd op al diens onroerende bezittingen. In totaal ging het om meer dan 60 kadastrale percelen, waaronder woonhuizen, appartementen en kavels landbouwgrond. Tegelijk met deze beslagleggingen is een dagvaarding uitgebracht.

Nadat de deurwaarder de beslagen had gelegd en de het Nederlandse bedrijf en haar bestuurder waren gedagvaard, zocht de bestuurder alsnog snel contact met mij. Tijdens dit gesprek vertelde hij de bestuurder uit dat zijn bedrijf zwaar getroffen was door de huizencrisis. In feite was hij in geldnood gekomen doordat hij geen kopers kon vinden voor zijn onroerende goederen. Om die reden weigerde de huisbankier afstand te doen van haar zekerheidsrecht (recht van hypotheek), zodat hij het appartement (ook) niet aan cliënt kon leveren.

De bestuurder benadrukte dat zijn vennootschap en hij de terugbetalingsverplichting hoe dan ook zouden nakomen. Doordat het vermogen vast zat in vastgoed, dat door de huizencrisis niet snel kon worden verkocht, kon de terugbetaling evenwel niet op korte termijn plaatsvinden, zo legde hij uit. Mede vanwege hun vriendschappelijke verleden had cliënt begrip voor de situatie van de bestuurder en diens bedrijf. Hij vertelde mij daarbij dat hij wel graag het aanbetaalde bedrag terug wilde ontvangen, maar dat hij de bestuurder niet “diens vel over de oren wilde halen”.

In onderling overleg hebben partijen uiteindelijk een regeling getroffen. Met de verkoop van een pand kon de bestuurder een eerste betaling verrichten. Om verdere verkopen mogelijk te maken, zijn de beslagen opgeheven en ingeruild voor een recht van hypotheek ten behoeve van cliënt. Op die manier werd ook vermeden dat onnodig moest worden doorgeprocedeerd, met alle daaraan verbonden kosten.

Het restant verschuldigde wordt inmiddels in vijf halfjaarlijkse termijnen afgelost. Elke keer als er weer zo’n deelbetaling op onze derdengeldrekening binnenkomt, wordt ik weer positief herinnerd aan het mooie resultaat dat in deze kwestie is bereikt, ook omdat ik cliënt steeds weer kan verblijden met doorboeking van dit bedrag. In feite is dit de het beste bewijs dat ons werk vaak tot een mooi resultaat kan leiden.