Verstek en verzet

Verstek
Wanneer de gedaagde niet in de procedure verschijnt, verleent de Rechtbank hem/haar verstek.
In feite stelt de rechtbank met die verklaring formeel vast dat de gedaagde niet in de procedure verschenen is, en legt zij dat procedureel vast.
Het gevolg van verstek
Indien een gedaagde niet in de procedure verschijnt, zal de rechtbank de vorderingen van de eiser relatief summier controleren.
Slechts op een beperkt aantal punten hoeft/mag de rechtbank ambtshalve (uit zichzelf, zonder dat de gedaagde zich hierop heeft beroepen) controleren of de stellingen van de wederpartij correct zijn. Bij de meeste stellingen van de eiser moet de rechter er vanuit gaan dat die correct zijn, wanneer ze niet zijn tegengesproken.
De consequentie hiervan is dat de rechter de vorderingen over het algemeen zal toewijzen, wanneer de gedaagde niet in de procedure verschijnt.
De eiser is verplicht om de gedaagde hierover in de dagvaarding te informeren. Om die reden bevat de dagvaarding over het algemeen de opmerking:
“Met aanzegging dat de rechtbank de vorderingen zal toewijzen wanneer de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen en gedaagde niet in de procedure verschijnt, tenzij de vorderingen de rechtbank ongeloofwaardig en/of onaannemelijk voorkomen.”
Het zuiveren van verstek
Het komt geregeld voor dat de Rechtbank niet direct (eind)vonnis wijst wanneer zij de gedaagde verstek verleent. In dat geval kan de gedaagde tot het moment dat alsnog eindvonnis gewezen wordt, op elk door hem/haar gewenst moment alsnog in de procedure verschijnen en het verstek zuiveren. Wanneer de gedaagde het verstek tijdig (dat wil zeggen: voordat het eindvonnis gewezen is) zuivert, dient hij in de gelegenheid te worden gesteld alsnog zijn verweer te mogen voeren.
Verzet tegen een verstekvonnis
Wanneer de rechter de vorderingen van eiser bij verstek heeft toegewezen, kan de gedaagde verzet tegen dat vonnis instellen.
Verzet wordt ingesteld bij de Rechtbank die het verstekvonnis gewezen heeft. Verzet wordt ingesteld bij verzetdagvaarding, waarin de gedaagde uiteenzet waarom hij van mening is dat de Rechtbank de vorderingen in het verstekvonnis ten onrechte heeft toegewezen.
De verzetdagvaarding wordt uitgebracht bij een door een deurwaarder uitgereikt exploot.
De verzetstermijn bedraagt vier weken
De verzetstermijn bedraagt 4 weken (28 dagen), vanaf:
- de datum waarop het vonnis door de deurwaarder aan de gedaagde persoonlijk is uitgereikt; of
- de datum dat de gedaagde een daad verricht waaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit dat hij bekend is met het vonnis of de betekening daarvan; of
- de datum waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.
Het is goed denkbaar dat deze drie momenten niet tegelijk plaatsvinden. Wanneer dat het geval is, vangt de verzetstermijn aan op de dag dat de eerste van deze drie gebeurtenissen plaatsvindt.
Verzet schorst executie in principe niet
Op grond van de wet schorst het verzet de tenuitvoerlegging van het vonnis, tenzij dit uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.
Hieruit lijkt te kunnen worden afgeleid dat het verzet de tenuitvoerlegging in principe schorst. Nu rechters hun vonnis over het algemeen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, is de hoofdregel dat het verzet de executie niet schorst.
Uitzondering 1: Hoger beroep na verstekverlening
Wanneer de eiser twee of meer gedaagden in het geding had betrokken en ten minste één van de gedaagden in het geding verschijnt, verleent de rechter de niet-verschenen gedaagden weliswaar verstek, maar kan zijn eindvonnis niet als verstekvonnis worden gekwalificeerd. De niet-verschenen gedaagden kunnen in dat geval geen verzet aantekenen tegen het verstekvonnis, maar moeten in hoger beroep komen.
De termijn om in hoger beroep te komen, is in dat geval niet gelijk aan de hierboven genoemde verzetstermijn, maar gelijk aan de beroepstermijn voor de wél-verschenen gedaagden. Over het algemene bedraagt deze beroepstermijn drie maanden, te rekenen vanaf het vonnis. Hoewel de beroepstermijn drie maanden bedraagt, terwijl de verzetstermijn 4 weken bedraagt, verstrijkt de beroepstermijn regelmatig op een eerder moment dan de verzetstermijn, omdat de beroepstermijn direct aanvangt op de dag dat het vonnis uitgesproken wordt, terwijl de verzetstermijn over het algemeen (veel) later aanvangt.
Uitzondering 2: de verzetstermijn voor niet-Nederland-ingezetenen
Wanneer de gedaagde geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is, bedraagt de verzetstermijn voor die gedaagde 8 weken. De achtergrond daarbij is dat het over het algemeen langer zal duren voordat die gedaagde bekend raakt met de aangevangen verzetstermijn.
Let op!: 1 vonnis, maar meerdere gedaagden? verschillende verzetstermijnen mogelijk!
Doordat de verzetstermijn niet op een vast moment aanvangt én de verzetstermijn voor Nederlandse-ingezetenen en niet-Nederland-ingezetenen verschillend zijn, zal het, wanneer een eiser meerdere gedaagden heeft gedagvaard, regelmatig voorkomen dat de verzetstermijnen tegen de onderscheidenlijke gedaagden op een verschillend moment aanvangen en eindigen.
Let op!: strikte toepassing van verzetstermijnen
Zowel voor eisers als gedaagden is het verstandig om de verzetstermijnen goed in de gaten te houden. Rechters passen deze termijnen (met enkele uitzonderingen daargelaten) namelijk strikt toe.
Hierbij geldt wel dat de eiser de rechtbank zelf zal moeten informeren dat de verzetstermijn verstreken is. Doordat de verzetstermijn namelijk niet op een vast tijdstip aanvangt, kan de rechtbank zelf niet controleren of de gedaagde het verzet tijdig of te laat heeft ingesteld.