Vermissing. Hoe verder?

Oud-volleybalster en recordinternational Ingrid Visser en haar vriend Lodewijk Severein zijn op 21 mei voor het laatst gezien in de Spaanse stad Murcia. Sindsdien zijn ze spoorloos. Hopelijk zijn ze als u dit leest levend terecht.

In Nederland worden jaarlijks tussen 16.000 en de 20.000 mensen als vermist bij de politie opgegeven. Ongeveer 20 van hen blijven langer dan een jaar vermist.

Een vermissing is voor de achterblijvers een heftige emotionele gebeurtenis. Ook juridisch zijn de gevolgen ingrijpend. Zolang niet juridisch is vastgesteld dat de vermiste is overleden, is er geen grond om het huwelijk met de vermiste te ontbinden of diens erfenis te verdelen. Levensverzekeringen gaan vaak niet tot uitkering over. Als de vermiste een eigen zaak heeft kunnen problemen ontstaan over de zeggenschap en het bestuur van de onderneming.

Het Burgerlijk Wetboek behandelt de juridische gevolgen van ‘personen wier bestaan onzeker is’. In beginsel kan de rechter pas vijf jaar na vermissing een ‘rechtsvermoeden van overlijden’ uitspreken. Dat gebeurt wanneer de vermis- te niet voor de Rechtbank verschijnt na daartoe in het openbaar te zijn opgeroepen. De dag na deze ‘laatste tijding van zijn leven’ geldt dan als de dag van zijn vermoedelijke overlijden. Sinds de Vliegramp op Tenerife in 1977 is verkorting van deze periode mogelijk. Met name als van vermissing sprake is na bijvoorbeeld een natuurramp, een schipbreuk of een vliegtuigcrash. Hopelijk hoeven de dierbaren van Visser en Severein deze juridische opties niet te benutten.

Een ondernemer kan op zulke situaties anticiperen met een voorwaardelijke volmacht. Hierin kan hij/zij vastleggen dat onder welomschreven voorwaarden, zoals langdurige vermissing, de verkrijger van de volmacht het recht krijgt om namens hem/haar te handelen.